In het Staatsblad van 14 juni 1918 wordt de Wet tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee (Zuiderzeewet) afgekondigd. Het startschot om aan de Zuiderzeewerken te beginnen.
Het wetsontwerp wordt op 9 september 1916 door ir. Cornelis Lely, minister van Waterstaat, bij de Tweede Kamer ingediend. De Zuiderzeewet wordt op 21 maart 1918 door deze Kamer aangenomen. Op 13 juni stemt de Eerste Kamer in met de wet en na de afkondiging in het Staatsblad op 14 juni 1918 is het officieel. De Zuiderzeewet is aangenomen. Vandaar de viering op 14 juni 2018.
De Zuiderzeewet is een zogenaamde raamwet. Dit betekent dat de wet niet in detail omschrijft wat er gaat gebeuren op welk tijdstip. Wat wel wordt bepaald is dat de Zuiderzee voor rekening van de Staat wordt afgesloten. Dit door een afsluitdijk "loopende van de Noordhollandsche kust door het Amsteldiep naar het eiland Wieringen en van dit eiland naar de Friesche kust bij Piaam". Gedeelten van de af te sluiten Zuiderzee worden drooggemaakt. Pas later wordt door de regering besloten welke gedeelte en in welke volgorde er wordt ingepolderd.
Belangrijke redenen voor de aanneming zijn: grotere veiligheid door bescherming tegen overstromingen, de vorming van een zoetwaterbekken en vergroting van de oppervlakte van de landbouwgrond. De Zuiderzeewet bestaat uit een aantal geplande Zuiderwerken uit Plan-Lely. De Dienst der Zuiderzeewerken en de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders worden respectievelijk verantwoordelijk voor de waterbouwkundige werken en de inrichting van het nieuwe land.